SINT-JOZEF125
cd Vereeckenorgel
Brochure Vereeckenorgel
De gebroeders Vereecken
Gloednieuwe cd:
Peter Thomas op het geklasseerde Vereeckenorgel in de Sint-Jozefkerk in Aalst
Deze cd kost €18 (verzendingskosten €5) en kan besteld worden via deze link of via mail naar info@sintjozef125.be
Het boekje bij de cd is 20 blz. dik en bevat teksten van Koen Uvin (met Engelse vertaling door Daniel David).
Op de cd staan volgende composities:
Felix Mendelssohn-Bartholdy (1809-1847) - Sonate opus 65 nr. 2
1. Grave, adagio
2. Allegro maestoso e vivace
3. Allegro moderato
Joseph Rheinberger (1839-1901)
4. Canzonetta opus 167 nr. 3
August De Boeck (1865-1937) - Trois pièces
5. Prélude
6. Andante
7. Allegretto
Joseph Jongen (1873-1953)
8. Prière opus 37 nr. 3
9. Toccata opus 104
César Franck (1822-1890)
10. Prélude, fugue et variation
Louis Vierne (1870-1937) - Pièces de Fantaisie
11. Naiades opus 55
12. Impromptu opus 54
Jehan Alain (1911-1940)
13. Litanies opus 119
Speelduur: 1:03:15
Brochure:
"Het Vereeckenorgel van de Sint-Jozefkerk - Aalst
Naar aanleiding van het orgelconcert van 14 oktober 2017 werd een brochure van 48 bladzijden uitgegeven over het unieke en tevens geklasseerde Vereeckenorgel van de Sint-Jozefkerk in Aalst.
Inhoud:
De brochure kost €5 en is te bestellen via info@sintjozef125.be
Orgelbouw tussen laatrococo en romantiek
De orgelbouwers Vereecken te Gijzegem (1)
Wenceslaus Mertens
Tussen ca. 1845 en 1924 waren 2 generaties Vereecken werkzaam als orgelbouwers. Ze waren gevestigd in Gijzegem en hun werkgebied omvatte vooral het oostelijk deel van Oost-Vlaanderen.(2) Hun werklijst vermeldt zowat 38 nieuwe orgels. Daarnaast werden aan talrijke bestaande orgels transformaties en onderhoudswerken uitgevoerd. Vereecken-instrumenten werden zeer gewaardeerd om hun verzorgde constructie en om het gebruik van zeer degelijke materialen.
De evolutie van het oeuvre van de Vereeckens is uitermate boeiend, omdat het zich juist situeert in een periode waarin de orgelbouw heel sterk evolueerde. De evolutie in het Vereecken-oeuvre illustreert zoals geen andere het voor België zo typerende moeizaam loslaten van de laatrococo traditie, om te evolueren naar een volwassen romantische orgelbouw.(3)
1803 - 1853
Van schrijnwerker tot orgelbouwer
Petrus-Joannes jr. Vereecken, de latere orgelbouwer, werd in 1803 geboren in Mespelare. Aanvankelijk leek niets er echter op te wijzen dat Petrus-Joannes orgelbouwer zou worden. Hij werd een bedreven schrijnwerker (meubelmaker) en zou dit ook zeer lang blijven. Hij schijnt een verstandig en handig man geweest te zijn met een bijzondere interesse voor de toen sterk evoluerende technische vooruitgang. Vooral de opkomst van de stoomtrein zou hem heel erg gefascineerd hebben. Naast zijn beroep als meubelmaker was hij ook een gepassioneerd muziekliefhebber. Hij bespeelde het “serpent”, een slangvormig koperen blaasinstrument, met leder overtrokken, dat in de eerste helft van de 19e eeuw nog gebruikt werd bij kerkelijke en militaire muziek.(4)
Petrus-Joannes Vereecken groeide op in de herberg “De Ezel” te Mespelare (dichtbij de grens met Gijzegem), waar zijn vader Petrus-Joannes sr. was gaan wonen na zijn huwelijk met herbergierster Catharina De Bruyn. Hoe zijn jeugd precies verliep, weten we niet. Thuis moet hij in elk geval in contact gekomen zijn met muziek, aangezien zijn vader als koster te Mespelare het orgel bespeelde. Toen Petrus-Joannes jr. in 1837 een pachtovereenkomst afsloot met “la très noble dame Elisabeth de Robiano” voor een stuk zaailand, bleek hij reeds in Gijzegem te wonen en wordt hij vermeld als schrijnwerker.(5) Wanneer hij precies naar Gijzegem verhuisde, is niet duidelijk.
Toen hij in 1839 te Gijzegem huwde met Antoneta Schouppe, werd hij nog steeds ingeschreven als schrijnwerker. Het pas gehuwde paar ging wonen in de Kerkstraat in Gijzegem, op de plaats waar zich later de orgelmakerij zou ontwikkelen.
Uit dit huwelijk werden 6 kinderen geboren, allemaal zonen. De twee eersten zouden al vrij vroeg overlijden6. De oudste zoon die Petrus-Joannes zou overleven, was Félix. Hij werd geboren in 1844. Twee jaar later, in 1846 werd Joannes of Jan geboren en nog eens drie jaar later, in 1849 Carolus Ludovicus of kortweg Lodewijk. Opvallend is dat Petrus-Joannes al die tijd nog als schrijnwerker werd ingeschreven. Bij de geboorte van Petrus, in 1851, werd hij vermeld als “witwerker”, een bewerker van wit hout. Nog steeds geen spoor van orgelbouw dus. Petrus-Joannes was op dat ogenblik bijna 50.(7)
Alle 4 overlevende zonen zouden aanvankelijk in het orgelbedrijf gaan werken. Carolus Ludovicus verliet echter het orgelbedrijf en werd in 1881 gemeentesecretaris van Gijzegem.Carolus Ludovicus had school gelopen bij de Jezuïeten te Aalst van 1865 tot 1870 en er zijn studies met de grootste onderscheiding afgerond.(8) Bovendien was hij gedurende vele jaren voorzitter van de Gijzegemse muziekmaatschappij.(9) Toen Lodewijk in 1896 overleed, werd hij als gemeentesecretaris opgevolgd door zijn jongere broer, Petrus. Deze legde de eed af op 2 november 1896. Tegelijk was hij ook secretaris van de muziekvereniging “Vreugde en Vrede” te Gijzegem.
Zowel in het Gijzegemse bevolkingsregister van 1843 (10) als dat van 1847 werd Petrus-Joannes nog steeds vermeld als schrijnwerker.(11) Het gezin Vereecken-Schouppe woonde in de Kerkstraat. In het bevolkingsregister van 1857 echter werd Petrus-Joannes niet langer schrijnwerker maar wel “horgelmaker” vermeld. Dit is de allereerste vermelding van Petrus-Joannes als orgelbouwer. Hij was toen reeds over de 50.(12) 23 jaar later, in het bevolkingsregister van 1880 werden Félix, Joannes, Lodewijk en Petrus eveneens als orgelbouwers vermeld. Félix had toen reeds het ouderlijk huis verlaten om te huwen en was elders in het dorp gaan wonen. In 1883 huwde Lodewijk en verhuisde eveneens binnen Gijzegem. Vanaf 1881 was hij gemeentesecretaris en werd als dusdanig in de bevolkingsregisters vermeld en niet meer als orgelbouwer.(13)
Petrus-Joannes Vereecken overleed op 14 april 1889 in zijn woning in de Kerkstraat te Gijzegem. Zijn naam werd voorgoed geschrapt uit de bevolkingsregisters. Het waren Joannes en Petrus, de twee zonen die nog bij hem inwoonden, die de aangifte van het overlijden deden.(14)
1853 - 1873
“P.J. Vereecken, horgelmaeker”
In het spoor van Pieter Van Peteghem
Hoe en wanneer Petrus-Joannes Vereecken zich is beginnen interesseren voor de orgelbouw blijft nog onduidelijk. In elk geval schijnt hij nergens in de leer te zijn gegaan. Contacten met de wereld van het orgel waren er echter door zijn vader die koster was in Mespelare en door zijn neef Alexander, die koster was in Berlare. Alexander bespeelde daar een “klassiek” Van Peteghem-orgel. Deze Alexander moet wel degelijk een inzicht in de constructie van een orgel hebben gehad, aangezien hij blijkbaar tijdens zijn kosterschap zelf het orgel in Berlare onderhield. Gijzegem en Berlare liggen op een afstand van amper zes kilometer, met gebruik van het veer aan de Schelde. Het is denkbaar dat Petrus-Joannes langs deze weg door de orgelbouw geïntrigeerd geraakte.(15)
Hoe dan ook, volgens de mondelinge overlevering, zoals opgetekend in het relaas van dr. E. Vereecken, knutselde Petrus-Joannes - in het allergrootste geheim - op de zolder van zijn woning zijn eerste orgel in elkaar. De hele onderneming maakte hem zwijgzaam en bekommerd, zodanig zelfs dat zijn vrouw en zijn zonen dachten dat hij gek aan het worden was. Tot ze op een dag boven op zolder muziek hoorden weerklinken en Petrus-Joannes de trap kwam afgestormd, roepende :”’t Is gelukt. Ik heb een orgeltje gebouwd.” Het nieuws verspreidde zich in het dorp en de omgeving. Petrus-Joannes werd aanzien als een artiest. Tot zover de mondelinge traditie. Aangezien er hier sprake is van de vrouw en de zonen van Petrus-Joannes, kan dit verhaal zich enkel afgespeeld hebben in zijn woonst in Gijzegem na 1839 (zelfs waarschijnlijk eerder 1841).(16)
Dezelfde mondelinge overlevering wil dat zijn eerste “echte” opdracht aanpassingswerken waren aan het orgel in de kapel van de Zusters van Sint-Vincentius à Paulo in Gijzegem, een taak die hij ook tot een goed einde bracht. Een tweede opdracht zou bestaan hebben in aanpassingswerken aan het orgel van zijn dorpskerk. Geen van beide opdrachten echter kunnen nauwkeurig gedateerd worden.(17) Volgens aanduidingen van E.H. Louis Vereecken zou de eerste opdracht bestaan hebben in herstellingswerken aan het orgel in Schoonaarde in 1845. Het Liber Memorialis uit 1861 dateert deze werken dan weer in 1850.(18)
Het is echter pas vanaf 1853 dat we met zekerheid de werkzaamheden van Petrus-Joannes Vereecken ook in archivalia kunnen volgen. Het eerste orgelonderhoud dat archivalisch kan aangetoond worden, gebeurde in 1853 aan het orgel van de Sint-Martinuskerk in Erpe en aan het orgel van de Sint-Ludgeruskerk in Zele, allebei Van Peteghem-orgels.(19) Petrus-Joannes was toen vijftig jaar. In 1855 werd een grondige verbouwing van het Van Peteghem-orgel in Denderleeuw voltooid. (20) De allereerste vermelding van een door Vereecken nieuw gebouwd orgel dateert van 1857: het was bestemd voor de Sint-Amanduskerk in Iddergem.(21) Op 20 september 1859 werd een contract afgesloten tussen “P.J. Vereecken horgelmaeker” en de kerkfabriek voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Denderbelle. Volgens het contract moest het orgel klaar zijn tegen 27 mei 1860.(22) Vanaf dan volgden de bestellingen voor nieuwe orgels en orgelverbouwingen elkaar snel op. Het orgelbouwbedrijf was succesvol en kende een sterke uitbreiding. Opvallend voor de orgels uit deze vroege periode is de eenvoudige structuur als 1 of 2 manualig instrumenten, eventueel met aangehangen pedaal en met een mechanische tractuur. Zowel in structuur als in dispositie doen ze ons nog denken aan de klassieke Van Peteghem-instrumenten. (23)
Dat Petrus-Joannes Vereecken zich inspireerde op het klassieke Van Peteghem-orgeltype lag voor de hand: zijn neef te Berlare bespeelde er een en ook in het naburige Hofstade stond zo’n klassiek Van Peteghem-orgel. In elk geval maakte Petrus-Joannes zijn eerste orgels steeds volgens eenzelfde klassieke frontopbouw: een iets naar voren springende, hogere middentoren, geflankeerd door twee, licht concave tussenvelden, die aflopen naar twee lagere zijtorens. Dit concept zal Petrus-Joannes Vereecken enkele malen herhalen: Iddergem (1857), Denderbelle (1859), Waasmunster (1864), Moorsel (1869), Dikkele (1870) en Herdersem. (24)
Ondanks zijn bewondering voor de Van Peteghem-orgelbouw blijkt Petrus-Joannes Vereecken vrij snel ingespeeld te hebben op de vernieuwingen die zich na het Congres van Mechelen (1867-1868) in de orgelbouw manifesteerden. In 1869 voorzag hij in het contract voor de bouw van een nieuw orgel in Moerbeke (Waas) en in Middelbeers een pedaal “volgens het kongres van Mechelen”. Voor Moerbeke werd de vorm van de “registre d’expression” ook nauwkeurig beschreven. (25) De eerste contractuele vermelding van de officiële diapason van 870 Hz vinden we terug in het contract voor de bouw van het orgel in de kerk van Haaltert.
1873 – 1889
“P.J. Vereecken en zonen”
Een nieuw geluid, een nieuw gelaat
Vanaf welk moment de zonen in het bedrijf ingeschakeld werden, is niet helemaal duidelijk. Er zijn enkele aanduidingen die erop wijzen dat reeds van kindsbeen af werd meegeholpen, zij het dan voor minder belangrijke werkjes. Zo bijvoorbeeld werd in het memoriaalboek van de kerk van Iddergem in 1857 genoteerd dat men tijdens de bouw van het orgel had moeten betalen “tafelkosten voor den orgelmaeker en zynen zoon”.(26) Over welke zoon het precies gaat, wordt hier niet vermeld, maar zelfs Félix, de oudste, was toen amper 13 jaar. Vanaf 1873 heette het bedrijf echter “Vereecken en Zonen”. Petrus-Joannes zou evenwel de leiding van het bedrijf blijven behouden. Hij ondertekende steeds als eerste de contracten, gevolgd door zijn 4 zonen.
Vanaf dat moment werd de traditionele orgelbouw definitief verlaten en ging men de meer romantische instrumenten bouwen. Ook de vormgeving onderging een belangrijke wijziging: de Gentse architect Modeste de Noyette ontwierp vanaf 1874 regelmatig orgelfronten voor Vereeckenorgels. Ook werden de eerste pogingen ondernomen voor een gedeelde kaststructuur. Na de dood van hun vader in 1889 zetten de zonen het werk verder als “Gebroeders Vereecken”.
Met het orgel van Heusden realiseerde het atelier Vereecken een eerste instrument van grotere omvang. Het bezat een hoofdwerk met 12 registers, een reciet met 9 registers en een zelfstandig pedaal met 2 registers. Het contract werd ondertekend in 1872 en de oplevering had plaats in 1873.(27) Tijdens de bouw van dit orgel moeten de zonen zich geassocieerd hebben met hun vader. (28) Hiermee begon een nieuwe periode in de Vereecken-orgelbouw, die nu volledig de weg van de romantiek zou opgaan en elke herinnering aan de laatrococo ver achter zich zou laten. De kast werd ontworpen door een volbloed neogotieker, architect Auguste Van Assche. In de dispositie werden op en top romantische registers voorzien als Viola, Viola di Gamba, Salicional, Voix Céleste, Flûte Octaviante en Octavin harmonique. Het was ook het eerste Vereecken-orgel met combinatiespelen en alle verworvenheden van het Congres van Mechelen bleven verder gehandhaafd: Mechels pedaal en zwelkast. Een verdere vernieuwing te Heusden was het bouwen van een losstaande speeltafel, zodat de organist voor het orgel kon plaatsnemen, met zicht op het altaar. De romantische orgelbouw kwam tot volle bloei.
Er werd nu van het oude, eenvoudige stramien afgeweken en er werden grotere, complexere en modernere instrumenten gebouwd. Vernieuwend in deze romantische orgelbouw was het orgel van de Sint-Gorikskerk in Haaltert dat tussen 1875 en 1877 tot stand kwam. Opmerkelijk bij de bouw van dit orgel was o.m. de samenwerking met architect Modeste de Noyette, die een indrukwekkend neogotisch orgelfront ontwierp dat paste in het eveneens door hem ontworpen kerkgebouw. Opvallend is voortaan ook de samenwerking met meubelmaker Lippens uit Gentbrugge, die meerdere van de orgelkastontwerpen van de Noyette zal uitvoeren. (29) Blijkbaar is uit dit experiment een blijvende samenwerking gegroeid, want de orgelbouwers Vereecken zouden nadien nog in vier andere kerken, door de Noyette ontworpen, orgels bouwen: in Sint-Amandsberg in 1881 (kast uitgevoerd door Lippens) (30), in Welle in 188231, in Overmere in 1887-1890 (kast uitgevoerd door Lippens)32 en niet het minst in 1900 in de Sint-Jozefkerk in Aalst (kast uitgevoerd door Rooms).33
Ook het atelier Vereecken paste de gedeelde bouw toe, zoals die reeds bij Van Peteghem voorkwam. Toch deelden de Vereeckens de kaststructuur eerder zelden en betrekkelijk laat. Bij gedeelde bouw wordt de orgelkast in twee helften gedeeld, aan weerszijden van het doksaal, zodanig dat het raam daar vrij blijft. Te Haasdonk, bij de ombouw van een Loret-orgel besloot men in 1884 om het orgel te verdelen over de twee torenkamers op het doksaal, “derwijze dat de aldaar bevinde venster in haar geheel zichtbaar blijft”.34 Andere voorbeelden van gedeelde kaststructuren zijn het orgel in de Sint-Jozefkerk (1900) en in de O.-L.-Vrouw Bijstandkerk in Aalst (Mijlbeek) (1910) en dat in de O.-L.-Vrouwekerk in Wortegem (1911).
1889 - 1914
“Gebroeders Vereecken”
Modernisme en trouw aan de traditie
Binnen het bedrijf had elk van de broers zich min of meer voor een eigen sector verantwoordelijk gesteld. Volgens de overlevering had Félix, de oudste, zowat de algemene leiding, Joannes was vooral stemmer en ook beeldsnijder, terwijl Petrus verantwoordelijk was voor de productie van de orgelkasten, tractuur en pijpwerk.(35)
Vermoedelijk hadden zich bij de zonen nog voor het overlijden van Petrus-Joannes Vereecken een aantal nieuwe ideeën gevormd over de orgelbouw die rond het midden van de 19e eeuw een indrukwekkende gedaanteverandering onderging. Van Joannes Vereecken weten we dat hij ijverig de in Leipzig uitgegeven Zeitung für Instrumentenbau bestudeerde.(36) Vermoedelijk heeft hij daar o.a. de toen zich zeer snel verspreidende pneumatische tractuur leren kennen. Het laattijdig doorbreken van de pneumatiek in de Vereecken-orgelbouw houdt wellicht verband met het ouder worden van Petrus-Joannes. Pas in 1885 werd het eerste contract afgesloten waarbij in de toetstractuur een “pneumatisch machien” werd voorzien. Het ging hierbij om de verbouwing van een Delhaye-orgel te Rupelmonde. (37) Eenzelfde “pneumatisch machien” werd ook voorzien in Overmere (1887) (38) en in Bornem (1888) (39).
Hoe we dit “pneumatisch machien” moeten interpreteren, is niet meteen duidelijk. Blijkbaar gaat het hier over een soort Barkermachine, hoewel het toestel zo niet wordt genoemd. In de drie voornoemde contracten wordt gesignaleerd dat het “pneumatisch machien” zou gemaakt worden “volgens de laatste stelsels en verbeteringen”, wat erop wijst dat de Vereeckens de evolutie wel degelijk op de voet volgden.
Of de gebroeders Vereecken tevreden waren over dit “pneumatisch machien”, is niet geweten. Feit is dat zij al snel overschakelden op de tubulaire pneumatiek. Over deze nieuwe “Röhrenpneumatik” waren zij expliciet enthousiast. Vooral de bedrijfszekerheid, in het bijzonder bij wisselende weersomstandigheden, beschouwden zij als een grote vooruitgang. In 1891 voorzagen zij in hun voorstel voor een nieuw orgel in Sint-Maria-Oudenhove in 2 windladen “volgens het nieuw pneumatisch stelsel”. Verder schreven ze: ”Daar men het pneumatisch stelsel gebruikt zoo zal men in de orgel de verschillige tuigen aantreffen welke dit stelsel vereischt zooals metalen buizen klipkassen in verbinding met de klawiers enz. Met dit stelsel zyn de klawiers uiterst licht, het pypwerk spreekt snel en rond en de orgel is geensins onderworpen aan de verandering van luchtgesteltenis, de registers trekken heel gemakkelyk en kunnen by winterdag niet vermoeilyken.” (40) Zoals bekend werd dit voorstel nooit uitgevoerd, maar blijkbaar waren de gebroeders Vereecken heel erg enthousiast over dit “nieuw pneumatisch stelsel”, want nog tijdens de bouw van het orgel in de abdij van Bornem werd van het in het contract beschreven “pneumatisch machien” afgezien en werd een echte “Röhrenpneumatik” aangelegd. In het inspelingsprogramma van het orgel te Bornem van 28 juli 1891, prezen zij de voordelen van deze nieuwe tractuur zeer uitvoerig. Het waren vooral de lichtheid waarmee de klavieren voortaan konden bespeeld worden (ook bij volledige koppelingen) en het ongevoelig worden van de tractuur voor overdreven vochtige of zeer droge weersomstandigheden, die zij als de belangrijkste vooruitgang beschouwden. Zij verwoordden het als volgt: “Alle beweegbare deelen [...] welke zoo gevoelig aan de verandering van vocht en luchtgesteltenissen zijn, worden met dit stelsel weggelaten, en al de deelen welke in andere stelsels de beweging van de klaviers tot aan het pijpwerk voortzetten, zijn door kloeke metalen buizen vervangen. [...] De orgel spreekt met eene zekerheid en snelheid welke men te vergeefs met de oude stelsels zoude willen bekomen. De klaviers spelen met eene uiterste zachtheid en elastieke lichtheid. [...] Ook hebben wij niet verwonderd geweest, toen de zoo in het vak geleerde Heer Pastor Allihn in “de Instrumentenbau Zeitung” van Leipzig verklaarde: dat al de Orgelmakers, welke het met de Kunst wel meenen, noodzakelijk tot de toepassing der Röhrenpneumatik [sic] moeten besluiten. [...]” (41). Ook in hun contracten wezen zij aanvankelijk nog steeds op de winstpunten die pneumatische tracturen boden. (42)
Tegelijk gingen de Vereecken-instrumenten hoe langer hoe meer uitblinken door hun onverwoestbare degelijkheid. Met een zekere trots schreven de gebroeders Vereecken in het inspelingsprogramma voor het orgel van de Abdij van Bornem: “Onnoodig hier gewag te maken van de zorg welke wij besteden aan den keus onzer grondstoffen. Alle kenners die onze Orgels van nabij onderzoeken, bekennen eenparig dat onze werken aan geen verval kunnen onderhevig zijn, en aan het Kerkfabriek geene misrekening kunnen berokkenen.” (43) Niet zonder reden riep een Duits orgelbouwer verwonderd, toen hij rond 1910 het Vereecken-atelier bezocht: “Man baut nicht für hundert Jahre.” (44)
Toen de gebroeders Vereecken begin 1898 in vertraging geraakten met de levering van het orgel te Knesselare, lieten zij niet na de pastoor er voortdurend op te wijzen dat enkele weken of zelfs maanden vertraging toch niet konden opwegen tegen de onverwoestbare kwaliteit van het te leveren orgel: “Het is waar Eerweerde Heer Pastoor, dat Gij veel geduld moet hebben, maar eenige weken min of meer, kan toch niets uitmaken voor een werk, als het Uwe zal zijn, dat gemakkelijk honderd jaar kan bestaan zonder groote herstellingen ((gelijk men het heden zoo veel ziet)).” (45)
Het Orgel van de Sint-Jozefkerk
Met de bouw van het orgel van de Sint-Jozefkerk te Aalst bereikten de gebroeders Vereecken in 1900 een echt hoogtepunt. Het instrument telde 31 registers verdeeld over een hoofdwerk, een reciet en een zelfstandig pedaal en was daarmee het grootste instrument dat ooit de Vereecken-ateliers verliet. Het verenigde zowat alle eigenschappen die de Vereecken-orgelbouw zich tot dan toe had eigen gemaakt: romantische dispositie en accessoires, degelijke constructie en een neogotisch orgelfront ontworpen door architect Modeste de Noyette.
Tot slot
De oorlog 1914-1918 bracht het bedrijf in moeilijkheden: de toelevering vanuit Duitsland viel stil. Vooral lood, tin en koper waren tijdens de oorlogsperiode moeilijk te verkrijgen.
Na de oorlog kwam de bedrijvigheid maar zeer moeilijk terug op gang. Het laatste orgel was bestemd voor het Sint-Hendrikscollege in Deinze. In 1921 was het voor drie kwart klaar en werd toen door de orgelbouwer Daem uit Appelterre verder afgewerkt.46 In 1922 verkocht Félix zijn aandeel in de werkhuizen aan Petrus en in 1924 verkocht Joannes zijn aandeel in het hout.47 Petrus werd zo de enige eigenaar van de onderneming. Voor niet lang echter. Reeds in 1924 werd het atelier in de Kerkstraat te Gijzegem uitverkocht. Ondertussen was Félix overleden in 1923. Joannes stierf in 1929 en Petrus in 1934.
Wenceslaus Mertens
Bronnen
Orgelbouw tussen laatrococo en romantiek: De orgelbouwers Vereecken te Gijzegem
1 De auteur dankt van harte Patrick Roose (Lovendegem) voor het ter beschikking stellen van zijn rijke verzameling orgelarchivalia. Een bijzonder woord van dank eveneens aan Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke) en Walter De Hul (Gijzegem) voor het bereidwillig ter beschikking stellen van hun privéverzamelingen. Ook een oprecht woord van dank aan Ghislain De Wilde (Hofstade) voor de ondersteuning bij het opsporen van de oudste genealogische gegevens betreffende de familie Vereecken.
2 Een overzicht van Vereecken-orgels en transformaties is te vinden in [W. De Hul], Het bedrijfsleven in Gijzegem. P.J. Vereecken en Zonen – Orgelmakers te Gijzegem (ca 1845-1914), in: C. Van Mol, Gijzegem vroeger en nu, [s.l.], 1990, p. 272-274; M. Uyttersprot, De orgelbouwerij Vereecken te Gijzegem (1845-1924), in: Heemkundige Kring De Faluintjes, VIII, 1995, nr. 4, p. 309-327; zie ook: A. Fauconnier en P. Roose, Orgels van Vlaanderen, Brussel, 1991. Deze lijsten moeten echter intussen reeds aangevuld worden met een 13-tal nieuwe vermeldingen. Een aantal van de Vereecken-orgels is beschermd. Zie hiervoor A. De Kegel, e.a., Beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen in Oost-Vlaanderen, 3 dln. Gent, 1991. Een geactualiseerde werklijst is te vinden bij dit artikel.
3 Voor een gedetailleerde studie over de evolutie van het oeuvre van de orgelbouwers Vereecken, zie W. Mertens, De orgelbouwers Vereecken te Gijzegem. Een verhaal tussen laatrococco en romantiek, in: Orgelkunst, XXXIII, 2010, nr. 4, p. 188-203.
4 Voor een gedetailleerde genealogie van Petrus-Joannes Vereecken, zie: W. Mertens, De orgelbouwers Vereecken te Gijzegem. Een verhaal tussen laatrococco en romantiek, in: Orgelkunst, XXXIII, 2010, nr. 4, p. 188-203.
5 Privéverzameling Walter De Hul (Gijzegem), pachtovereenkomst tussen baronnes Elisabeth de Robiano en Petrus-Joannes Vereecken van 20 december 1837.
6 Het gaat hier om Joannes Vereecken, ° 10 september 1839 en + 23 januari 1845 en om Félix Vereecken, ° 29 december 1841 en + 30 april 1843. - Cf. G. De Wilde, Nakomelingen van Arnoldus Vereecken. Voorvaders van de orgelbouwersfamilie Vereecken, Hofstade, 2005, passim. Volgens het relaas van Dr. E. Vereecken draaide deze 6-jarige Joannes reeds toppen op de draaibank in het atelier (toen nog meubelmakerij). Het overlijden van deze Joannes heeft Petrus-Joannes hard getroffen en één van deze toppen heeft hij tot op zijn sterfbed bewaard. – Cf. Tekst van dr. Edward Vereecken.
7 SAA, Modern Archief, fonds Gijzegem, Burgerlijke Stand, nr. 399, geboorteakte nr. 10, 25 mei 1844; geboorteakte nr. 19, 16 juni 1846; geboorteakte nr. 12, 2 april 1849 en geboorteakte nr. 21, 3 november 1851.
8 J. De Brouwer, De Jezuïeten te Aalst, dl. III: De uitstraling van het kollege. 1831-1981, p. 52.
9 Privéarchief C. Van Mol (Gijzegem), grafrede bij het overlijden van Carolus Ludovicus Vereecken (gedrukt), 1896.
10 SAA, Modern Archief, fonds Gijzegem, Bevolkingsregisters, nr. 140.
11 SAA, Modern Archief, fonds Gijzegem, Bevolkingsregisters, nr. 141, p.26.
12 SAA, Modern Archief, fonds Gijzegem, Bevolkingsregisters, nr. 142, p.27.
13 SAA, Modern Archief, fonds Gijzegem, Bevolkingsregisters, nr. 145, p.48, 133, 135 en 141.
14 SAA, Modern Archief, fonds Gijzegem, Burgerlijke Stand, nr. 418, overlijdensakte nr. 5, 14 april 1889; Bevolkingsregisters, nr. 145, p.135.
15 Na het overlijden van Alexander op 11 augustus 1865 werd het onderhoud van het orgel toevertrouwd aan het atelier Vereecken. Van 1903 tot 1904 zouden de gebroeders Vereecken dit instrument grondig verbouwen. – Cf. T. Roels, Het Van Peteghemorgel in de Sint-Martinuskerk van Berlare, in: Oudheidkundige Kring Berlare, V, 1987, nr. 5, p. 13. – M. Uyttersprot, De orgelbouwerij Vereecken in Gijzegem, in: Driemaandelijks Tijdschrift van Heemkring De Faluintjes, VIII, 1995, nr. 4, p. 309. – M. Uyttersprot, De gebroeders Vereecken. Bouwers van het orgel in de kerk van Sint-Pietersbanden te Welle, in: Berichten Heemkundige Kring Wallo, III, 1996, nr. 2, p. 5.
16 Omdat in het relaas van Dr. E. Vereecken sprake is van vrouw en zonen, kunnen we veronderstellen dat er minstens reeds 2 zonen waren geboren en dit was het geval in 1841. - Cf. Tekst van dr. Edward Vereecken. In het werk van C. Van Mol over het bedrijfsleven in Gijzegem wordt het hele voorval geplaatst in het ouderlijke huis van Petrus-Joannes, de herberg “De Ezel” te Mespelare, wat onmogelijk is, omdat Petrus-Joannes reeds in 1837 in Gijzegem woonde en de bouw van het orgeltje pas schijnt gebeurd te zijn na zijn huwelijk en geboorte van zij zonen, dus na 1839 en 1841. – Cf. [W. De Hul], Het bedrijfsleven in Gijzegem. P.J. Vereecken en Zonen – Orgelmakers te Gijzegem (ca 1845-1914), in: C. Van Mol, Gijzegem vroeger en nu, [s.l.], 1990, p. 272.
17 Cf. Tekst van dr. Edward Vereecken. – In een bijdrage over het orgel van Welle vermeldt Marc Uyttersprot dat, zonder duidelijke bronvermelding, het orgel van Schoonaarde wordt aangeduid als het eerste nieuwbouw orgel van Petrus-Joannes in 1845. Cf. M. Uyttersprot, De gebroeders Vereecken, bouwers van het orgel in de kerk van Sint-Pieters Banden te Welle, in: Berichten Heemkundige Kring Wallo, III, 1996, nr. 2, p. 5.
18 Op basis van zijn talrijke gesprekken met E.H. Louis Vereecken (zoon van Petrus Vereecken, jongste zoon van Petrus-Joannes) heeft G. Potvlieghe een aantal optekeningen gemaakt. Volgens deze optekeningen zouden de werken in Schoonaarde in 1845 zijn uitgevoerd. – Kerkarchief Schoonaarde, Liber Memorialis van 6 september 1861.
19 P. Stuyver, De parochie Sint-Martinus te Erpe. Dokumenten, anekdoten en citaten, Mere, 1970, dl. II, p. 248. - A. Fauconnier, Het gerestaureerde Lambertus Benoît Van Peteghem-orgel (1777-1780) te Zele, in: Orgelkunst, IX, 1986, nr. 2, p. 8.
20 Kerkarchief Denderleeuw, bundel 25, contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken voor de verbouwing van het Van Peteghem-orgel van 13 oktober 1854; Register der Beraedslagingen der kerkfabriek van Denderleeuw (1845-nov.1897), zitting van 1 oktober 1854.
21 Kerkarchief Iddergem, Gedenkschrift 1838 – Kerk van Iddergem, f° 8.
22 SAA, Modern Archief, fonds Gijzegem, Bevolkingsregisters, nr. 142, p.27. – Privéarchief Ghislain Potvlieghe, contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Denderbelle van 20 september 1859. In dit archief wordt ook het ontwerp voor dit contract bewaard. - G. Potvlieghe, Het orgel te Denderbelle, in: De Praestant, XIX, 1970, nr. 4, p. 89-91. - G. Potvlieghe, Uitlopers van traditiegebonden orgelbouwstijl rond 1850 in Vlaanderen, in: Orgelkunst, IV, 1981, nr. 2, p. 3-11. – Voor Anneessens zie ook J. Eeckeloo, Pieter Hubertus Anneessens (1810-1888). Belgisch orgelbouwer, in: Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Schone Kunsten, LV, 1993, nr. 56, p. 16-17.
23 G. Potvlieghe, Het orgel te Denderbelle, in: De Praestant, XIX, 1970, nr. 4, p. 89-91. G. Potvlieghe, Uitlopers van traditiegebonden orgelbouwstijl rond 1850 in Vlaanderen, in: Orgelkunst, IV, 1981, nr. 2, p. 3-11.
24 Zie ook G. Potvlieghe, Uitlopers van traditiegebonden orgelbouwstijl rond 1850 in Vlaanderen, in: Orgelkunst, IV, 1981, nr. 2, p. 8.
25 Privéarchief Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke), contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Moerbeke (Waas) van 21 januari 1869; contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Middelbeers van 18 maart 1869. Van dit laatste contract bevindt zich in hetzelfde archief een oudere versie van van 10 november 1868. Deze oudere versie werd enkel door Petrus-Joannes Vereecken ondertekend. Vermoedelijk waren de Nederlandse opdrachtgevers in extremis niet akkoord met de opleveringsvoorwaarden. In de nieuwe versie werd voorzien dat het orgel zou gekeurd worden door deskundigen. Verder werd ook de metaalsamenstelling van de frontpijpen afzonderlijk vermeld en werd gestipuleerd dat het pedaal diende vervaardigd te worden “volgens het kongres van Mechelen”. Voor de vernieuwingen die het “Congres van Mechelen” in de orgelbouw inleidde, zie W. Mertens, De orgelbouwers Vereecken te Gijzegem. Een verhaal tussen laatrococco en romantiek, in: Orgelkunst, XXXIII, 2010, nr. 4, p. 188-203.
26 Kerkarchief Iddergem, Gedenkschrift 1838 - . Kerk van Iddergem, f° 8.
27 Privéarchief Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke), contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Heusden van 8 april 1872. - Het is wel opvallend dat de ondertekening van het contract voor het orgel te Sombeke op 19 maart 1874 weer door Petrus-Joannes alleen gebeurde. Privéarchief Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke), contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Sombeke van 19 maart 1874. - Bij de bouw van het orgel te Haaltert tussen 1875 en 1877 is er dan weer duidelijk sprake van “Vereecken en zonen”. Kerkarchief Haaltert, Liber Memorialis, niet gepagineerd, onder 1877.
28 Kerkarchief Heusden, Liber Memorialis, niet gepagineerd (onder 1870).
29 Denderbode, nr. 1623, 21 oktober 1877, p. 2. - F. De Potter en J. Broeckaert, Geschiedenis van de gemeenten der Provincie Oost-Vlaanderen, vol. 5, dl. 2, Gent, 1870, p. 26. - O. Van Cromphaut, S. Versavel en L. Mertens, Sint-Goriks kerkschatten. Een wandeling door het verleden en het heden van de dekanale kerk te Haaltert, Haaltert, 1986, p. 58-59.
30 Kerkarchief Sint-Amandus Sint-Amandsberg, Liber Memorialis 1844-1901, niet gepagineerd.
31 M. Uyttersprot, De gebroeders Vereecken, bouwers van het orgel in de kerk van Sint-Pieters Banden te Welle, in: Berichten Heemkundige Kring Wallo, III, 1996, nr. 2, p. 4-9.
32 Kerkarchief Overmere, Liber Memorialis et Liber Confirmatorum 1875-1944, f° 58. - M. De Ruyver, Het als monument geklasseerde orgel van de O.-L.-Vrouw Hemelvaartkerk te Overmere, in: Overmere, VIII, 1990, nr. 4, p. 106.
33 Kerkarchief Sint-Jozef Aalst, contract tussen de kerkfabriek en de gebroeders Vereecken voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Sint-Jozef te Aalst van 10 januari 1898; los document, f° 6 en 7.
34 Privéarchief Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke), contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken en zonen voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Haasdonk van 31 januari 1884.
35 Gesprek van Peter Thomas (Aalst) met Dr. Pierre Vereecken (Antwerpen) op 14 september 1999 te Antwerpen.
36 Cfr. tekst dr. E. Vereecken. In deze tekst wordt eigenlijk gesproken over de Zeitschrift für Orgelbau. Maar in de inspelingsbrochure van het orgel in de abdij te Bornem in 1891 wordt de Instrumentenbau Zeitung vermeld. - Inspelingsprogramma van het orgel van de Abdij te Bornem op 28 juli 1891.
37 Privéarchief Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke), contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken en zonen voor de verbouwing van het Delhaye-orgel in de kerk van Rupelmonde van 6 oktober 1885.
38 Privéarchief Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke), contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken en zonen voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Overmere van 28 maart 1887. - M. De Ruyver, Het als monument geklasseerde orgel van de O.-L.-Vrouw Hemelvaartkerk te Overmere, in: Overmere, VIII, 1990, nr. 4, p. 107. - P. Roose, Het Vereecken-orgel in de O.L.V. Hemelvaartkerk te Overmere, in: Orgelkunst, XIX, 1996, p. 179-181.
39 Privéarchief Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke), contract tussen de kerkfabriek en Petrus-Joannes Vereecken en zonen voor de bouw van een nieuw orgel in de abdijkerk van Bornem van 17 april 1888.
40 Kerkarchief Sint-Maria-Oudenhove, ontwerp voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Sint-Maria-Oudenhove, niet gedateerd [1891].
41 Inspelingsprogramma van het orgel van de Abdij te Bornem op 28 juli 1891.
42 Privéarchief Ghislain Potvlieghe (Denderwindeke), contract tussen de kerkfabriek en de gebroeders Vereecken voor de bouw van een nieuw orgel in de kerk van Letterhoutem van 11 oktober 1893.
43 Inspelingsprogramma van het orgel van de Abdij te Bornem op 28 juli 1891.
44 Cfr. tekst dr. E. Vereecken.
45 Kerkarchief Knesselare, brief van de gebroeders Vereecken aan de pastoor van Knesselare van 13 april 1898.
46 Cfr. tekst dr. E. Vereecken.
47 Privéarchief Walter De Hul (Gijzegem), kwijtschift van Félix Vereecken aan Petrus Vereecken van 25 juli 1922; kwijtschrift van Joannes Vereecken aan Petrus Vereecken van 30 april 1924; kwijtschrift van Joannes Vereecken aan Petrus Vereecken van 4 september 1924.